22 10 2010 02922 10 2010 030

‘Kom binnen en kijk uw ogen uit. Dit is nu de Nederlandse beeldhouwkunst.’ Aldus het informatievel op http://www.beeldhalwerk.nl/informatie . De organisatie van de beeldententoonstelling in een lege fabriekshal in Amsterdam-Noord was in handen van drie jonge kunstenaars en een student kunstgeschiedenis. Sohrab Bayat (1982), aan de Rietveld Academie opgeleide Iranese kunstenaar, Ad de Jong (1953), beeldend kunstenaar en een van de oprichters van W139, Manuel Klappe, Student kunsthistorie en Wouter Klein Velderman (1979), eveneens beeldend kunstenaar. Alle vier gefascineerd door ruimtelijke kunst.
59 deelnemende kunstenaars nodigden zij persoonlijk uit en binnen een jaar hadden zij een tentoonstelling voor elkaar van evenzoveel grote sculpturen, in één hal. Jong en oud werk door elkaar (oud is nog altijd van ná 1945) en hun eigen beelden ertussen. Bekende kunstenaars, hier en daar een nieuweling. Snelheid van organisatie, vormgeving en publiciteit moeten de grote kunst-initiatieven en musea te denken geven.

Natuurlijk is dit niet dé Nederlandse beeldhouwkunst. ‘Het zijn onze subjectieve keuzes, maar dat heeft geen verdediging nodig. Ik hoef mij niet in te dekken met allerlei theorieën. Ik weet als kunstenaar wat ik goede kunst vind.' Zegt Sohrab Bayat in Metropolis M. Dat kan zo zijn, maar daarmee geef je dus geen volledig beeld en ook geen juiste schets. Er is grote voorliefde voor niet-figuratie, en het mensbeeld ontbreekt op drie uitzonderingen na totaal. Of dat de huidige trend is op de academies wordt niet duidelijk, maar het staat wel in schril contrast tot wat het merendeel van de hedendaagse tentoonstellingen laat zien. Vroege werken van André Volten en Carel Visser tonen aan dat de organisatoren hun klassieken kennen, maar daarmee zijn het nog niet de belangrijkste werken van die kunstenaars: die zitten al lang in allerlei museale, bedrijfs- of privécollecties. Sommige beelden – Couzijn, Volten – doen vermoeden dat er door het officiële kunstcircuit is meegewerkt, maar zeker is dat niet. Sommige van de nieuwe kunstwerken zullen nooit de eigen collectie van de kunstenaar verlaten, vrees ik, of opgenomen worden in de canon van de beeldende kunst.

Prikkelend is de tentoonstelling wel: hij sluit aan bij het supermarktgevoel van de overdaad. Eenmaal binnen wil je alles zien, proeven, horen en ruiken. Beleven staat centraal en wordt gestimuleerd door de nauwe paadjes die tussen de bijna tegen elkaar gestapelde beelden zijn open gelaten. Alles op ooghoogte, in het middelste schap, zonder sokkel, zo voor het grijpen. Met de ogen dan, die hun best doen om de beelden te isoleren en te ontdoen van de storende invloed van de omringende concurrenten. Het is een soort 3-dimensionale kunsthistorie van Nederlandse beelden, maar dan wel erg beknopt. Een dergelijk incompleet overzicht is niet zinvol,  maar uit op effectbejag: weten wat er te koop is (was), welke namen daar bij horen (volgens de organisatoren) en vooral afzien van arbeidsintensieve interpretaties: wáarom die ‘goede kunst’  goede kunst is, wordt heus niet duidelijk als je Joep van Lieshouts gestapelde Brandbierkratjes naast André Voltens H-balken plaatst onder een wapperend doek van Zoro Feigl. Dit is één groot depot, niet bedoeld om de kunstwerken in hun waarde te laten. Net als in de supermarkt: de opwinding is van korte duur, en je kunt er beter geen boodschappen doen als je honger hebt, want veel is niet lekker en zeker niet gezond.

De tentoonstelling is vooral een bevestiging van wat we al lang weten, van de kunst die volgens kenners belangrijk is (geweest). Een ah-haa beleving voor ingevoerden. Met als nadeel: door de massaliteit verliezen de beelden hun eigenheid. Het is zeker geen nieuw visie op de geschiedenis van de Nederlandse beeldhouwkunst. Dat is jammer, want onze hoop, zowel voor de praktijk als voor de beschouwing en analyse, is gevestigd op de jongeren. Zij hebben hier hun enthousiasme getoond, hun krachten beproefd en tegelijk laten zien dat kunstbeschouwelijke rijping nog moet plaats vinden. En dat –weten wij intussen – kost tijd.

Gedempte hamerkanaal 85, Amsterdam Noord, dagelijks 11:00-19:00
Finissage en boekpresentatie 31 oktober 2010 15:00-18:00

 

 

 

 

 

 

1000 Resterende tekens