Wat je ziet
Een vloer van koperen platen, rechthoekig, als tegelvloer. Daarop een tuinstoel waar een beeld vanaf glijdt. Het beeld bestaat uit een houten balk die omhoog uitloopt in een bovenlijf zonder armen, met een voorover buigend klassiek hoofd. Het hoofd ziet de balk waar zijn voeten zouden moeten zijn, de balk die zijn verder naar beneden glijden stopt. Schuin tegenover hem staat een stoel of misschien een wastafel op metalen poten. Er ligt een doek overheen die verhindert te herkennen wat voor meubel het precies is. Er ligt een opgerolde badmat - als dat het is - naast het meubel op de koperen vloer .
Iets buiten het midden van deze twee, aan de overzijde van de vloer, staat een rechthoekig kist, als een Romeinse sarcofaag zonder deksel, met een laag gedroogde klei erin. Over de lange wand van de sarcofaag hangt een doek tot in de kist.
De stoel waarop het beeld hangt heeft ook een doek, een groene, van op de zitting tot over de rugleuning. Alle drie de doeken hebben een andere kleur. Die op de beeldenstoel is groen, die op de wastafel bruin paars, die op de sarcofaag zeemkleurig. En de opgerolde mat is blauwgroen. Het beeld zelf is loodgrijs en hoewel het zich voordoet als gedroogde klei verschilt de kleur van de klei in de sarcofaag. Die is gebroken wit tot lichtgrijs en lijkt misschien meer op klei dan echte klei.
De koperen platen op de vloer van het museum verwijzen naar de koperen vloeren en paden van Carl André. Je kunt denken aan energie, aan eerbetoon , tempel , afgebakende ruimte , kerkvloer van hardsteen, gewijde grond . Het zou best wel eens zo kunnen zijn dat alle materialen die je hier ziet niet zijn wat ze lijken , maar afgietsels in brons en andere materialen zoals epoxy. “Hoe verleidelijk ook, raakt de kunstwerken niet aan ”staat er op een gele sticker van het museum. Je kunt niet even testen of het materiaal echt is wat je ziet.
De scène is onbeweeglijk. Het halve lichaam zakt niet verder, de doek beweegt niet op de tocht, de klei in de kist krimpt niet verder. Je wordt nieuwsgierig naar wat het begeleidende boekje ‘Mark Manders, Mindstudy’, er over schrijft. Maar dat bewaar je voor thuis. Nu gaat het om kijken, beleven, voelen, en samenhangen zoeken. Relaties tussen dingen is wel van belang. Al deze voorwerpen staan niet voor niets bij elkaar op één vloer.
Wat kan het betekenen?
Heeft het zin om alles wat je ziet onder woorden te brengen? Brengen die woorden betekenis als ze worden uitgesproken, of moet je alleen maar kijken en de samenhangen zoeken die opdoemen?
Ik kan de gedachten aan de dood hier niet ontlopen. Is het liggende beeld begonnen aan een wederopstanding of heeft hier een ritueel plaatsgevonden na opening van de kist? (Er is geen deksel te bekennen) Het gelaat van het beeld heeft geen uitdrukking, geen pijn, geen verwondering, geen bewustzijn. Geen ontreddering dat het lichaam half verhout is, geen gemis van armen of benen. Hier is duidelijk iets gebeurd ná de opgraving. Iets vreemds, want terwijl het lichaam grotendeels is vergaan en overgegaan in een andere materieel stadium, is het hoofd nog bijna perfect in orde, schoon, gaaf, een klassieke, knappe kop . Het heeft nog de mogelijkheid om de eigen situatie onder ogen te zien. Het besef stemt niet vreugdevol. Wat kun je nog doen als je dit overkomt. Hoe voelt het ? Is dit wat je heimelijk hoopt als je nadenkt over de dood? Over de dood ontlopen? Of is dit wat je waarschuwt om niet te hopen op wederopstanding? Stel je voor dat je elkaar zo tegenkomt, later. Hoe mooi je ooit was en hoe breekbaar nu, na een aantal jaren ontbinding.
Dat zit er allemaal in, in deze installatie van een dodenakker, een memoriaal, een gewijde cultusplaats, een aansporing om na te denken dat we uiteindelijk allemaal gewoon vergaan. Vergaan tot iets wat we nooit aan anderen willen laten zien, niet aan onze naasten en al helemaal niet aan de kinderen. Leven we in een leugen? Doen we maar alsof we altijd zullen blijven leven? Geloven we dat echt, dat we ooit weer zullen opstaan en willen we deze waarheid niet zien, die we hier onder ogen opgedrongen krijgen?
Esthetiek

Het zou kunnen dat de balk echt is of van polyester. Maar de jonge man van klei kan haast niet echt zijn, want dan zou hij in deze warme zaal snel uit elkaar vallen. Dus hij is op een of andere manier ‘verduurzaamd’, misschien wel gegoten in brons en toen over de balk geschoven. In ieder geval zo stijf dat hij niet breekt over de rand van de stoel terwijl hij er met slechts een klein vlak op rust. Er is ook iets niet in orde met de stoel, die blijft staan ondanks het gewicht van de man die hem naar achteren probeert te drukken. Het evenwicht is twijfelachtig, misschien ligt morgen het hele zaakje op de grond.
Je krijgt het gevoel dat je genept wordt. Eigenlijk kan het niet bestaan, wat je hier ziet. De verborgen ingrepen die gedaan zijn om het toch mogelijk te maken, nemen het gevoel van kwetsbaarheid weg. In plaats daarvan ontstaat een esthetisch gevoel, alsof een begaafde goochelaar je een mooi beeld voor ogen tovert. Maar het onderwerp lijkt te zwaar om zo lichtzinnig met de mogelijke samenhangen om te gaan. Tenzij alle associaties die ik als waarnemer opdeed, vals blijken te zijn. Ik raadpleeg nu het boekje.
De kunstenaar spreekt
In de zaalteksten die je bij de ingang meekrijgt, vertelt Mark Manders het volgende:
Isolated Bathroom/ Composition with four Colors
In mijn werk sta ik mijzelf zelden toe om kleuren te kiezen. Die worden altijd ingegeven door het materiaal of het object. Bij een badkamer heb je een bad nodig, en die is voor de meeste mensen wit en heeft bepaalde afmetingen. Daarbij hoef ik geen ronde randen of kraan te laten zien - het beeld is duidelijk . In een badkamer heb je ook handdoeken nodig, en die hebben geen vaste kleur. Omdat ik vier handdoeken mag gebruiken, kan ik vier verschillende kleuren kiezen. Zo kon ik deze compositie met kleuren maken.
Eigenlijk is ‘Isolated Bathroom / Composition with Four Colours’ (2010-2021) een driedimensionaal schilderij. Het vormt een theatraal decor waaruit de protagonist, de maker van het werk, nu afwezig is. Het gaat over het proces van creëren. Ik heb er een stoel neergezet met daarop een figuur, geboetseerd rondom een houten balk met klei uit de badkuip. Het is een fragiel ogend figuur, van een kwetsbaar materiaal, zonder armen of benen. Toch oogt hij heel vredig, sereen en op zijn gemak, en ik vind het mooi dat je de figuur niet in de ogen kunt kijken . (einde citaat.)
Nu voel ik me nog meer genept. Kunst uit de badkamer en niets meer dan dat?
Over interpreteren
Zal ik er in meegaan , in dat verhaal van Mark Manders, dat het hier gaat om een badkamer? Is wat ik een sarcofaag noemde echt een bad? Is de klei in de kist water in een badkuip? Zijn de vier gekleurde linnen lappen handdoeken? En waarom vindt mark Manders het “mooi dat je de figuur niet in de ogen kunt kijken”? *1

Moet ik mijn eigen interpretatie herzien? Maar wat is dan de waarde van deze badkamer? Voor wie is die gemaakt en voor wie is die hier aanwezig? Zijn ‘tip’ in de zaalteksten luid: “Eerst zien dan lezen”. Waarom zou ik moeten lezen? Omdat het zien niet genoeg is en de sculptuur de interpretatie nodig heeft van de maker ? Worden het langzamerhand niet teveel vragen? Hoe verhoud ik me hiermee?
Een bad waaraan je niet kunt zien dat het een bad is, is het grootste voorwerp van de installatie. Dat bad is de belangrijkste gangmaker voor de interpretatie. Had het bad eruit gezien als een echt bad, dan … Nu het eruitziet als een vers gezaagde, wit glanzende, sarcofaag, betekent het …
Had ik maar de speelsheid , de nonchalance, de luchtigheid van zijn generatie (Mark Manders is van mei 1968, een half jaar voor de moord op J.F. Kennedy). Liep ik maar lachend en vrolijk door deze grote tentoonstelling, die niet veel anders is dan een knekelhuis van kunst uit de zestiger jaren en het einde van de 20e eeuw , die het nu in mijn visie is.
Het is duidelijk: mijn taal schiet tekort voor deze installatie. Ik zoek teveel betekenis. Ik ben getraind om achter de zichtbaarheid te zoeken. En Manders helpt mij daar niet bij. Hij doet alsof. Hij is 11 jaar bezig met deze installatie. Ik wou dat er meer te beleven was dan een badkamer in een compositie met 4 kleuren. Misschien is er niet meer. De hangende balkridder. De half afgekloven badkamer filosoof. De afwezige schoonmaker, pardon, interieurverzorger die zojuist de 4 kleuren heeft opgehangen. Dat ging bij de stoel nog even lastig. Ach had ik maar een groter denkraam. Maar sommige mensen, zoals ik, hebben dat niet. Die laten de kunstenaar nog op hun voetstuk staan. Maar het kan zijn dat het de moeite niet waard is. En het geld al helemaal niet.
Ik ben er narrig van. En dat zou ik niet moeten zijn. Het is het goed recht van een kunstenaar om zijn eerste, desnoods oppervlakkige, gevoel de kans te geven en te volgen. Misschien is het echt een badkamer. Maar na al die jaren en de verandering die zo snel gegaan is in de afgelopen 20 jaar, is het niet verwonderlijk dat ik er andere dingen achter zoek dan in die tijd waarin het werk ontstond (2010-2021) . Manders was toen 42. Kunst werd gepresenteerd in de ‘white cube’ . Als student woonde je op een kamer die nog niet de helft was van het oppervlak van deze badkamer . Er was nog geen corona . De zogenaamde social media moesten nog beginnen en hun plek innemen in wat voorheen PC’s waren en laptops. En het was nog geen 2013, het jaar waarin Mark Manders de Nederlandse inzending voor de Biënnale van Venetië voor zijn rekening nam *2. Het was vooral een tijd die anders voelde dan nu en de kunst is daar gevoelig voor, en wij herkennen dat in de werken van toen.
Is het belangrijk?
Het gaat hier niet om gelijk hebben. Wat echt belangrijk is, is dat we de verschillende posities van de kunstenaar als maker en de toeschouwer als kijker uit elkaar halen. Tijdens het maken van de badkamer heeft de kunstenaar vast wel honderden gedachten gehad, de ontwikkeling ervan duurde elf jaar. Hij streefde waarschijnlijk niet een precieze bedoeling na, maar beleefde een proces waarin hij zichzelf opnieuw ontdekte. Dus lijkt het idee van een badkamer buitengewoon oppervlakkig, maar is het niet. Manders begon zijn carrière in 1986 met een werk getiteld Zelfportret als gebouw. Of dat een industrieel gebouw was, of een woonhuis, zoals in de zin van de filosoof Bachelard, weet ik niet. Het bestond in die tijd vooral uit schrijfmateriaal, want taal is voor Manders enorm belangrijk. De titel van zijn inzending op de Biënnale was veelzeggend: 'Room with Broken Sentence'. Het klinkt alsof een kamer niet in één voltooide zin te vatten is. Het zal de weerslag zijn van ontzettend veel gepuzzel, gesleep met materialen, het verplaatsen naar hier en daar van diverse voorwerpen, zoeken naar een totaalopstelling, en luisteren naar zichzelf in welke constellatie het totale werk het dichtst bij zijn gevoel komt.
Dat is heel iets anders dan iemand die niet het werk maakt, maar het werk beleeft. Volgens de filosoof Hans Georg Gadamer is het niet de kunstenaar die tot ons spreekt, maar het werk. We zien het werk niet alleen, het raakt ons. De manier waarop het ons raakt zorgt ervoor dat wij ons gevoelsleven en ons wereldbeeld verruimen. Dit hebben wij nog nooit zó gezien, dit betekent iets waardoor wij anders moeten denken. Het heeft gevolgen voor ons en verandert ons.
Zo bezien doen wij allebei geldige uitspraken, de kunstenaar en de toeschouwer. De kunstenaar heeft een installatie geschapen van vier geheimzinnige voorwerpen, waarvan het voor hem onmogelijk is om te vertellen wat bij elk van hen en bij de hele opstelling door hem heen ging. De toeschouwer wordt geraakt door de serene schoonheid van het tafereel en begint aan een keten van mogelijke betekenissen, die hem misschien op het spoor zullen brengen van de werkelijke betekenissen van het kunstwerk. Het kunstwerk draagt meerdere lagen, heeft veel mogelijkheden tegelijk, en is niet de zender van één boodschap.
Het is belangrijk omdat de toeschouwer zijn kennis en gevoelens vermeerdert met behulp van het kunstwerk. Hij zal ook een stap dichter bij de kunstenaar komen door zijn nauwgezette interpretatie. Ook al komt die niet overeen met de woorden van de kunstenaar, in de loop van het oeuvre zal hij steeds meer de kunstenaar gaan herkennen in diens werk. Het kan zijn dat hij die inzichten (nog) niet kan communiceren in taal. Maar hij zal steeds sterker aanvoelen wat de eigenheid is van de kunstenaar.
En dus?
Er naar toe. Neem de tijd. Ik bespreek hier maar één ruimte, er zijn er nog negen! Volgens het Mondriaanfonds is Mark Manders een van de belangrijkste beeldhouwers van zijn tijd. Dat is een reden om te gaan. Dan is er een zeer ongebruikelijke opstelling, alsof je door zijn atelier loopt. Er hangt een soort half-transparante ‘voorhang’ voor de White Cube en het kapitale gebouw - ook letterlijk - dat Voorlinden is. Een schrille tegenstelling tussen het museum en Manders zelfportret als gebouw.

En er zijn tal van verwijzingen naar andere sterren uit de kunst, naar Marcel Duchamp bijvoorbeeld en veel naar het ‘Belgische’ surrealisme. En dan is er ook nog het boekje met zaalteksten waarin de kunstenaar zelf aan het woord is en wonderbaarlijke dingen zegt. Dus is er veel te genieten. Te bewonderen. Te glimlachen. Niet te begrijpen. Dat indruk maakt.
*1 Zaaltekst Mark Manders ‘Mindstudy’ introductie vóór zaal 1
*2 https://www.mondriaanfonds.nl/activiteiten/biennale-van-venetie/nederlandse-inzending-2013
(Alle foto's Mandarte tenzij anders vermeld)

Abonneren
Rapporteer
Mijn reacties