(Leestijd: 3 - 5 minuten)

Met dit 8e artikel rond ik mijn mini-essay over Ai Weiwei en zijn kunst voorlopig af.

Voorlopig, omdat het oeuvre zo uitgebreid en actueel is, dat ik natuurlijk lang niet alle facetten heb kunnen bespreken, die zich er in voordoen.
In de tentoonstelling in de Kunsthal zijn ook een aantal essentiële werken van Ai Weiwei niet te zien. Daarvoor hebben we literatuur en internet.

 

Het zijn zeker krachtige werken, die van Ai Weiwei. Ze raken ons. Ze betrekken ons bij de systeemfouten in onze wereld, die de macht leggen bij een kleine groep, niet te controleren, autoriteiten. Dat is wat Christoph Menke noemt: Inzicht, Kritiek en Politiek. De drie-eenheid die volgens hem júíst geen kunst is.
Kunst heeft volgens hem een eigen kracht. Dat is de schok die wij ervaren als wij een kunstwerk ontmoeten dat ons bij de keel grijpt.

Het beste oordeel of iets wel of geen kunst is las ik ooit bij Remy Zaugg. Hij maakt onderscheid tussen onze alledaagse en onze kunstgerichte waarneming. In een museum met werken van Ai Weiwei lopen die waarnemingen door elkaar, de inhoud is ‘alledaags’, de vorm ‘kunstgericht’. Blijft in mijn ogen onverlet wat Zaugg schrijft:

dat een kunstwerk, in weerwil van haar vorm, inhoud, functie en betekenis, in ieder geval altijd als kunstwerk overeind moet blijven. Dat wil zeggen als een totaliteit die – hoe wonderlijk dat ook is in de beeldende kunst – het niet-zegbare en niet-zichtbare in zich verenigt, juist door datgene dat ze zichtbaar en zegbaar maakt.

New image Weiwei 2024

Ai Weiwei (2019) Nymphéas

In het werk Nymphéas is niet direct zichtbaar dat het om een levenloos, zwevend lichaam gaat, zoals de erbij horende tekst vermeldt, en het is niet direct zegbaar wat dit bij ons oproept. Met de titel Nymphéas wil Ai Weiwei ook in eerste instantie verhinderen dat wij direct aan vluchtelingen denken. Maar de totaliteit van het beeld maakt, na ons kunstgericht waarnemen, inderdaad duidelijk, welke indringende tragiek zich hier afspeelt die het onzegbare van de dood zichtbaar maakt.

Feitelijk heeft kunst waarop kunstgerichte waarneming zich richt ook een esthetische component, zegt Zaugg, waar hij zich nadrukkelijk naar wil schikken:
“Ik benadruk dat alle nieuwe werken, die zich analoog verhouden tot de kunstwerken in mijn tekst, uitdrukkingen zijn, die letterlijk op het spel zetten, wat zijzelf zijn, om letterlijk op het spel te zetten, wat wij zijn”. Rémy Zaugg (1982), Die List der Unschuld, p.101

Ook dit criterium wordt geldig, althans voor velen van ons, want wat Nymphéas met zichzelf op het spel zet, ondervraagt onze houding tegenover het beeld zo scherp, dat wij wel gedwongen zijn een standpunt in te nemen en dus onszelf op het spel te zetten.

Hier zijn Rémy Zaugg en Christoph Menke het eens: zij beoordelen allebei het kunstwerk als een product van een onafhankelijk, vrij zelfstandig mens, waardoor het product zo’n indringende uitwerking heeft op ons, dat iets in ons wordt wakker geschud, of verandert. De persoonlijke geschiedenis van Ai Weiwei laat zien, dat deze onafhankelijke, vrije, zelfstandige uitwerking, niet voor alle mensen geldt. Er is een openheid voor nodig waarmee we het kunstwerk tegemoet treden, een openheid die niet overal in de wereld vanzelfsprekend is.

Het is een ongemakkelijke waarheid, misschien, maar de kracht die Menke wil, komt pas los wanneer wij de context van het beeld begrijpen.

Menke stelt tegenover het begrip kracht het begrip vermogen. Vermogen is wat mensen kunnen, door wat ze geleerd hebben. Vermogen levert nadrukkelijk geen kunst op, kracht wel. Nymphéas is hoogstwaarschijnlijk niet door Ai Weiwei zelf van Lego gemaakt. Daar heeft hij zijn medewerkers voor. In Menke’s theorie van vermogen maken de medewerkers geen kunst, maar een product. Maar in onze ontmoeting met het werk ontmoeten wij niet de medewerkers, maar de - autonome - intentie van Ai. En die intentie wordt geïntensiveerd door het vermogen waarmee het beeld van de onderwatercamera met ons gedeeld wordt, door het enorme Lego-oppervlak.

Het debat autonomie-vermogen, of kunst-ambacht zal wel altijd blijven bestaan. Hoe groter het vermogen, des te sterker de kracht. Dat beseffen kunstenaars als Ai Weiwei, die zelf inzien dat sommige werken beter gemaakt kunnen worden door anderen dan zijzelf.

De visie van Menke is verhelderend, maar niet per se waar. Nymphéas komt voort uit de emotie van de kunstenaar die de gevolgen waarneemt van een wereldwijde politiek. Daarmee is het volgens Ai Weiwei zelf tegelijk kunst én politiek. Daarin is een zekere logica: de ervaring van politiek, het inzicht en de kritiek erop, worden zichtbaar gemaakt in het beeld. Daarmee is het werk zelf nog geen politiek. Inzicht, kritiek en politiek komen pas tot stand als wij dat waarnemen en voelen hoe we onszelf op het spel zetten, onder regie van het beeld.

We leven in nieuwe tijden. Maatschappelijke betrokkenheid dringt steeds dieper door in ons persoonlijk leven, ook al beleven wij het verbeelde niet echt zelf. Wij zijn misschien nooit op Lampedusa geweest, laat staan er gestrand met een gammele boot en waarschijnlijk hebben wij al helemaal nooit meegemaakt wat die vluchtelingen hebben gezien.

De media gebruiken beelden om onze empathie te wekken. Ai Weiwei gebruikt dezelfde beelden om zijn woede te uiten en wereldwijde misstanden zichtbaar te maken. Het veld van de kunsten is een strijdtoneel waarop posities kunnen worden ingenomen, die ogen openen zonder dat ze direct tot moord en doodslag leiden. Het laat als elk strijdtoneel ongemakkelijke gevoelens achter. Maar het strijdtoneel betreden is de enige mogelijkheid om te zoeken naar een uitweg.

Ai Weiwei portret 350

1000 Resterende tekens